FRAGMENTEN
Enkele korte fragmenten uit verhalen van overlevenden van het
bombardement op het Bezuidenhout op 3 maart 1945.
Voorgelezen door mevrouw Rest, lid van het bestuur van de Stichting
"3 maart 1945, ter gelegenheid van de ingebruikneming van een
informatiebord bij het monument
"3 maart 1945" aan de Schenkkade te Den Haag op vrijdag 8
september 2000.
OVERVLIEGERS
Ik ging naar mijn kamer, twee hoog achter. Toen hoorde ik dat zware
gedreun, dat wij de hele oorlog kenden van de formaties, die naar
Duitsland gingen. Dan denk je: "Goddank, overvliegers. Laat ze maar
naar Duitsland gaan." Maar toen ik mij dat zo realiseerde, hoorde
ineens een geweldig gefluit, dat ik nooit eerder gehoord had. En toen
dacht ik: "Nou begint het".
SCHENKKADE
Iedereen liep naar buiten, en ging de straat op. Je zag de mensen
overal heen hollen, hollen, hollen. Maar welke kant je ook uit holde,
overal was er brand. Achteraf zie ik in, dat er toch iemand de leiding
heeft genomen.
Op een gegeven moment gingen wij in grote getale achter een groep
vluchtelingen aan, die hun heil zochten in de richting van de Laan van
Nieuw Oost Indië. Vandaar gingen we allemaal op Voorburg aan. Tussen de
Laan van Nieuw Oost Indië en Voorburg bevindt zich een stuk weg. Dat
was toen één grote vlakte. Daar aangekomen draaide ik mij om en zag
tot mijn ontsteltenis, dat de hele Schenkkade één grote helse vuurzee
was. Ik weet nog goed dat ik de toren van de kerk aan de Schenkkade naar
beneden heb zien komen. Onze hele wijk stond volkomen in lichterlaaie.
AAN DE LOOP
We hadden geen idee van wat er gebeurde. Ineens hoorde je overal
mensen gillen. Je zag mensen lopen op een gegeven moment. Het huis ging
trillen, je hoorde hier wat vallen, je hoorde daar wat vallen. Bij ons
gingen de ramen eruit. De trap stortte gedeeltelijk in, en toen dacht
je: "Wat moet je nou doen. Weet je wat, ik ga ook maar aan de
loop".
Het werd hoe langer hoe erger. Hoe ik dat kind in mijn armen heb
gekregen, weet ik niet. Of ik dat zelf gepakt heb. Dat zal wel. Daar ben
ik nooit achter gekomen.
DOELLOOS
We hebben onze kleren gepakt en onze jassen. We zijn met de stroom
mensen meegelopen. Alles liep het viaduct onderdoor. Nu eens zag je een
dode kat liggen en dan weer een arm. Daar stapte je maar overheen.
Mensen die gilden. Vervolgens kwam ik een brand tegen. Vreselijke
paniek, want niemand wist waar zij naar toe moesten gaan. Kwamen de
vliegtuigen van rechts, dan liep je naar achteren. Kwamen ze van de
andere kant, dan liep je weer vooruit, de andere kant op. Je had echt
geen doel.
|
Monument ter nagedachtenis van het
bombardement op 3 maart
1945.
Foto W.E.J.Tjeenk Willink. Verzameling W.E.J.Tjeenk Willink. |
GEWONDEN
Ik zag dat ze langs de Schenkkade een soort verzamelplaat aan het
inrichten waren voor doden en gewonden. Aan de Schenkkade was - ik weet
niet, of die er nog zijn - een kerkje en een klein nonnenklooster. Hoe
dat allemaal toeging, dat is nog steeds een nachtmerrie voor mij. De
lijken en zwaargewonden werden daar allemaal aangedragen. Zij werden met
paard en wagen vervoerd. Die werden gewoon op boerenkarren gegooid en
die werden zo afgevoerd.
IDENTIFICATIE
Het ergste kwam natuurlijk later, toen we tot de ontdekking kwamen, dat
mijn vader en broer omgekomen waren. Mensen, die overleden waren lagen
in allerlei gebouwen, waaronder gymnastiekzalen. Daar moesten de
familieleden gaan kijken of hun dierbaren tot de slachtoffers behoorden.
Na drie dagen heeft een oom van mij hen geïdentificeerd. En hij heeft
toen gezegd: "Jullie mogen er niet naar toe, want het is
afgrijselijk. Ga maar niet." Dat is ook de reden waarom je de hele
boel verdrukt. Want je wil er niet aan. Ik heb ook gedacht: "Ik zie
hen wel een keer". Dat is natuurlijk onzin. Dan spreek je jezelf
maar moed in om het niet zo erg te maken voor jezelf, geloof ik.
|
|
|
Staanbunker in kamp Dora. Foto
door J. Borsboom.
Verzameling J. Borsboom, Almere. |
Relaas van de heer W.G.J. Verwijnen, ex-gevangene van het
concentratiekamp DORA in Duitsland.
Voorgelezen door mevrouw Doll, lid van het bestuur van de Stichting
"3 maart 1945, ter gelegenheid van de ingebruikneming van een
informatiebord bij het monument "3 maart 1945" aan de
Schenkkade te Den Haag op vrijdag 8 september 2000.
De piloten van de bommenwerpers die Peenemünde, waar de V2-wapens
getest en gemaakt werden, moesten bombarderen en van wie er ruim 10
procent niet levend terugkeerden, zullen nooit hebben kunnen vermoeden
dat hun actie de dood heeft betekend van meer dan 15.000 gevangenen in
het concentratiekamp DORA in Nordhausen in de Harz.
Direct na 17 augustus 1943, de dag van de vernietiging, zette men
spoed achter plannen een veilige fabriek voor de V-wapens te bouwen. Zo
een veilige plaats was de Harz, waarin de hellingen van het gebergte
tunnels gemaakt konden worden. En zo arriveerden eind augustus
gevangenen uit het concentratiekamp Buchenwald om een tunnel te maken.
Onder gruwelijke omstandigheden moesten duizenden, meest politieke,
gevangenen rond te klok in ploegen van 12 uur de tunnels bouwen.
Onderkomens waren er niet. Ze moesten op de werkplek eten en slapen
temidden van stof en lawaai. De hygiënische faciliteiten waren
erbarmelijk. Als gevolg hiervan stierven ze als vliegen en moest er
steeds weer nieuwe aanvoer komen. Daarom werd in oktober een
barakkenkamp gebouwd en zo ontstond het concentratiekamp DORA. Een half
jaar later heeft het al een bevolking van ruim 12.000 gevangenen en dat
zal weldra oplopen tot meer dan 15.000.
In begin 1944 kwam de productie van de V2 op gang, een productie die
opliep tot 10 stuks per dag. Toen ik als NN-gevangene in DORA kwam waren
de omstandigheden enigszins verbeterd, maar DORA was een NN-kamp
geworden, niemand zou er levend uitkomen.
Een minderheid der gevangenen die in de tunnels werkten waren beter
af, daar zij onafhankelijk van de weersomstandigheden werkten. Dit in
tegenstelling tot de meerderheid die het zware werk in regen en sneeuw
in hun dunne kleding moesten doen. Het sterftecijfer lag dan ook
gemiddeld op 700 per maand. Daar sinds de zomer steeds meer defecte
raketten werden teruggestuurd trad de SS steeds harder en bruter op.
Werd iemand betrapt of zelfs alleen maar verdacht van sabotage, dan werd
hij direct ter dood veroordeeld en publiekelijk opgehangen, ten
aanschouwen van het hele kamp, als afschrikwekkend voorbeeld.
Waren het er oorspronkelijk een tiental per maand, dit aantal nam
almaar toe tot in maart 1945 meer dan 180 - grotendeels Russische -
gevangenen werden opgehangen, waarvan 30 aan een ijzeren balk in de
tunnel. Tocht hebben de moedige daden van al die saboteurs ook hun
onschuldige slachtoffers geëist onder de burgerbevolking in de bezette
gebieden.
Zo sluit zich de ring om de fabricage van een raket, een ring die in
bloed en tranen begon en die in bloed en tranen eindigde. Het stemt ons
tot nadenken.
|