Boek 'V2-VERGELTUNG' UIT DEN HAAG e.o.


... terug naar inhoudsopgave ....

Het verzet en de V-2

De V2-raket vormde, zoals gezegd, een ernstige bedreiging voor Engeland. De raketten waren tot nog toe voorzien van een gevechtskop met hoog explosieve springstof; deze veroorzaakten veel schade, maar het gebrek aan trefzekerheid en bedrijfszekerheid deed veel van het mogelijke effect teniet. Er bestond nauwelijks kans was om strategische militaire doelen te treffen, zoals ondermeer bleek uit de vergeefse pogingen om de brug over de Rijn bij Remagen met behulp van V2-raketten te vernielen. Daarom werd het wapen ingezet als terreurwapen tegen de burgerbevolking [Londen], of tegen grote oppervlaktedoelen, zoals de havens van Antwerpen. Anders zou de uitwerking zijn met een chemische lading, of zelfs een atomaire lading. Het was bekend dat Duitsland over nieuwe oorlogsgassen beschikte [o.a. Sarin], terwijl Duitse geleerden koortsachtig werkten aan diverse atoomprojecten. Zelfs als een ‘echte’ atoombom niet tijdig kon worden ontwikkeld, bleef de optie van een ‘vuile bom’ over, dat wil zeggen dat met een gewone springlading radioactief materiaal over het doelgebied wordt verspreid. Het doelgebied wordt daardoor zodanig vervuild dat het wellicht voor millennia onbewoonbaar wordt. Gelukkig voor de Geallieerden zag Adolf Hitler uit vrees voor represailles af van het gebruik van chemische of atomaire ladingen. Aangezien de Geallieerden niet precies wisten hoever de Duitsers waren met de ontwikkeling van deze massavernietigingswapens en ook de conventionele V2 al zoveel dood en verderf onder de Londense bevolking verspreidde, werd topprioriteit gegeven aan de bestrijding van de V-wapens.

Het Poolse, Franse, Belgische en Nederlandse verzet werden ingeschakeld om inlichtingen te vergaren. Stukje voor stukje kreeg de Engelse inlichtingendienst de informatie bij elkaar: Professor R.V. Jones en zijn team geleerden waren belast met de technische analyse van de V-wapens en het ontwikkelen van mogelijke tegenmaatregelen. Mislukte lanceringen vormden een goede bron: wrakstukken werden door het verzet onder de neus van de Duitsers weggekaapt.

De technische analyse van de in Nederland geborgen wrakstukken vond plaats door Professor Dr. Ir. J.W.H. Uytenbogaart. Voor het doorgeven van zijn bevindingen maakte hij gebruik van de schuilnaam ‘Technicus’. Op aanwijzing van Professor Jones werd de aandacht later vooral gericht op het doorgronden van het besturingsmechanisme van de V2, met het oog op de mogelijkheid om door middel van het uitzenden van stoorsignalen de raket uit koers te brengen.

Johannes Wilhelmus Hubert Uytenbogaart werd op 5 februari 1897 te Utrecht geboren. In 1921 behaalde hij aan de Technische Hogeschool te Delft cum laude het diploma scheikundig ingenieur en in 1929 promoveerde hij tot doctor in de technische wetenschappen. Hij werkte voor de oorlog onder andere bij de Staatsmijnen, de Nederlandse Kunstzijdefabriek en in Berlijn bij het Forschungs-Institut der Vereinigte Glanzstoff-fabrieken Teltow-Seehof. Daarna trad hij als hoofdingenieur in dienst van de BPM. Van 1940 tot 1945 was hij directeur van het Centraal instituut voor de Industrialisatie en Voorzitter-Directeur van de Technische Afdeling van het TNO. Vanuit beide posities speelde hij een belangrijke rol bij de opvang van chemici en ingenieurs om te voorkomen, dat zij in Duitsland te werk gesteld zouden worden. Voorts was hij betrokken bij de coördinatie van de ontwikkeling van nieuwe chemische producten, ter vervanging van producten en materialen, waaraan in de oorlogsjaren een groot gebrek was. Tevens fungeerde hij als adviseur van de handelsafdeling van het Ministerie van Landbouw en Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Uytenbogaart werkte samen met de verzetsgroep ‘Packard’. J.M. Somer schrijft hierover: ‘Bovendien was in de (Packard-)groep een Delfts professor aanwezig, die een intensieve studie maakte van de V-wapens…. Deze bescheiden professor, die de schrik van Wassenaar en omgeving als een schaduw volgde, heeft zich door zijn onverdroten en bekwame werk bij de Britten een zeer dankbare naam verworven. Hij speelde het klaar om uit brokstukken van bij mislukte afschietingen gebarsten projectielen een complete V2 te construeren, welke direct na de bevrijding aan de verbaasde Britse intelligence kon worden vertoond’4. In 1941 werd Uytenbogaart benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de mechanische technologie aan de Technische Hogeschool in Delft. Na de oorlog publiceerde hij met dr. Ir. J.M.J. Kooy, de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor de Ruimtevaart het boek ‘Ballistics of the Future’, waarvoor hij gebruik maakte van het door hem in de oorlog verzamelde materiaal. Als blijk van erkenning van zijn vele verdiensten werd Prof. Dr. Ir. J.W.H. Uytenbogaart in 1951 ondermeer begiftigd met de Bronzen Leeuw en benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau5.

De op 22 juni 1918 te Rotterdam geboren, maar in Den Haag gevestigde fotograaf W. Berssenbrugge werkte tijdens de oorlog voor het verzet. In 1944 raakte hij betrokken bij het werk van de verzetsgroep ‘G’ van Ab Jansen, voor wie hij microfoto’s vervaardigde van naar Engeland over te brengen spionagerapporten en documenten. Hij maakte later onder andere foto’s van het Duitse V2-bedrijf. Zijn woonhuis aan de Laan van Meerdervoort No. 27 grensde met de achtertuin aan het neutrale gebied van het Vredespaleis en bood daardoor een uitstekende gelegenheid voor het heimelijk bespieden en fotograferen van de daar plaatsvindende V2-lanceringen. Door zijn vakmanschap kregen de Engelsen een uitstekend beeld van de opstijgende V2-raket. Vanuit zijn huis fotografeerde Berssenbrugge ook een tankauto met vloeibare zuurstof, die vermoedelijk met motorpech langs de kant stond6.

Even belangrijk was het doorgeven van waarnemingen van voertuigbewegingen en opslagplaatsen voor raketten. Deze gegevens werden gebruikt voor het uitvoeren van luchtaanvallen. Door in een stedelijk gebied te opereren gebruikten de Duitsers de inwoners als levend schild. Hierdoor waren burgerslachtoffers bij Engelse luchtaanvallen onvermijdelijk. Dit legde een zware druk op de verzetsmensen, op wier aanwijzing de acties volgden.

Een gedocumenteerd voorbeeld van zo’n dilemma vormt de Koninklijke Gist- en Spiritusfabriek in Delft. De spiritus [methylalcohol] werd gebruikt als brandstof voor de V2- raketten. In de marge van een hierover handelend rapport van het verzet staat door een superieur botweg geschreven: ‘in de prak gooien’. Echter door de vernietiging van deze fabriek zou tegelijk de enige productiemogelijkheid van gist in Nederland verloren gaan. De gist was onontbeerlijk voor het bakken van brood en daarmee voor de voedselvoorziening van de hongerende Nederlandse bevolking. Uiteindelijk woog dit belang zwaarder en werd het advies niet opgevolgd: met precisie luchtaanvallen op spoorwegviaducten hoopte de Engelse luchtmacht de aanvoer van de V2’s en vloeibare zuurstof te onderbreken.

Vriend en vijand hielden de V2-lanceringen bij. In een gevonden NSB-agenda uit 1944, maar ook in talloze verzetsberichten en dagboeken, worden die lanceringen vaak V1 genoemd. Dit komt doordat in de Duitse propaganda veel aandacht werd geschonken aan de V1 en niet of nauwelijks aan de V2. Bovendien had niemand toen ooit eerder een raket gezien!

Literatuur

Garliński, J.: Deutschland’s letzte Waffen im 2. Weltkrieg. Der Untergrund-Krieg gegen die V1 und die V2. Stuttgart, 1981. ISBN 3-87943-749-1.

Jones, R.V. : Most secret war. Ware, 1998. ISBN 1-85326-699-X.

Naar de voetnoten
Terug naar inhoudsopgave

© tekst: drs J.R. Verbeek © titel: drs. J.R. Verbeek
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in geautomatiseerde gegevensbestanden, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door foto-kopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en uitgever. Alle vertalingsrechten, ook van de titel en afgeleiden daarvan, berusten bij de auteur.
Almere-Den Haag, 18 februari 2003