- zijn publicatie (met de latere prof. Kooy) over het
verrichte onderzoek was een belangrijke bron van
informatie ten dienste van de latere wereldwijde ont-
wikkeling van raket- en ruimtevaartonderzoek;
- alhoewel hij door Koningin Juliana (in 1951) onder-
scheiden werd met de hoogste orde voor een moedige
en beleidsvolle verzetsdaden, liet hij zich daar op geen
enkele wijze op voorstaan. Een foto van die ceremonie
op het paleis in Amsterdam, geplaatst op de vleugel in
zijn villa in Wassenaar, was de enige stille aanwijzing
die een bezoeker hierover zou kunnen opmerken.
Uytenbogaart had de scherpte van geest, de discipline
van zwijgzaamheid, en het geluk, om de Duitse contra-
spionage vóór te blijven en zo de oorlog te kunnen
overleven. Na de oorlog zette hij zich in voor de her-
industrialisatie van Nederland. Uytenbogaart heeft
weinig ophef gemaakt over de waarde van zijn verzets-
werk. Zelfs zijn directe collega’s waren er nauwelijks of
helemaal niet mee bekend. De geleerde had niet de
behoefte om ermee te “scoren”. Hij achtte het beneden
zijn waardigheid, zijn verzetswerkzaamheden onder de
aandacht van het Nederlandse publiek te moeten bren-
gen.
Voor zijn verzetsdaden ontving hij twee onderschei-
dingen, een wetenschappelijke en een koninklijke:
- Fellow of the British Interplanetary Society (1946);
Drager van de Orde van de Bronzen Leeuw, voor ver-
zetsdaden, hem toegekend bij Koninklijk Besluit 141
249-24 d.d. 14 december 1949. De uitreiking ervan door
koningin Juliana vond plaats in het Paleis op de Dam,
Amsterdam, op 28 februari 1951. De Orde van de
Bronzen Leeuw wordt toegekend “ter erkenning van
het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle
daden in de strijd tegenover de vijand ...” Opvallend
was dat hier een militaire dapperheidonderscheiding
werd toegekend aan een burger.
De volledige tekst van het advies van de Minister van
Oorlog en van de Minister van Marine aan koningin
Juliana van eind november 1949 over toekenning van
de Orde van de Bronzen Leeuw aan “de Heer Prof.Dr.Ir.
Johannes Wilhelmus Huybert Uytenbogaart” luidde:
“Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige
en beleidvolle daden in de strijd tegenover de vijand
onderscheiden door sedert 1940 in bezet Nederland op
te treden als één der voornaamste medewerkers van een
inlichtingengroep, welke groep later uitgroeide tot één
van de belangrijkste bronnen van militaire berichten.
In het bijzonder door zich bijzonder verdienstelijk te
maken door het, en zulks meerdere malen, met de
grote risico’s daaraan verbonden, persoonlijk waarne-
men, opmeten, en bestuderen van de vijandelijke V-
wapens. Er zorg voor te dragen dat de uitkomsten van
zijn verkenningen en van zijn diepgaand wetenschap-
pelijk onderzoek, evenals mededeling van de afvuur-
plaatsen van de V-wapens en van de aanvoer van het-
geen benodigd was, ter kennis kwamen van de
Geallieerde legerleiding zodat deze tijdig over de zo
zeer begeerde technische gegevens betreffende deze vij-
andelijke raketprojectielen kon beschikken en tot het
bestrijden er van ter plaatse kon overgaan.
Door dit optreden zeer belangrijke diensten te bewij-
zen aan de Geallieerde oorlogvoering en de
Nederlandse Regering.”
Soldaat van Oranje ¶ Het is hier wellicht ook
opportuun om nog te verwijzen naar wat dr. J.M.
Somer schreef over het werk van de door hem geleide
“Bureau Inlichtingen der Nederlandse regering” te
Londen, in de jaren 1943 - 1945. In zijn boek beschrijft
Somer eerst de emoties, de pioniersgeest en de harts-
tocht van de eerste lichting geheime agenten, onder
wie de vermaarde “Soldaat van Oranje”, mr. E.
Hazelhoff Roelfzema. Door interne tegenstellingen,
gebrek aan leiding en succes van de Duitse contraspio-
nage werd door de Nederlandse regering te Londen
besloten het vaderlandse inlichtingenwerk rigoureus
te reorganiseren en daarbij de heersende nadruk op
“branie” te vervangen door nadruk op “brains”.
In deze nieuwe fase van verzetswerk (die van start ging
eind november 1942) speelde onder meer het “Packard”
inlichtingen- en verbindingsnetwerk een belangrijke
rol. Deze groep werd zeer effectief aangestuurd en
bevoorraad door de “vierde” geheim agent Pierre-Louis
baron d’Aulnis de Bourouill - een van de meest effec-
tieve Nederlandse geheime agenten. Prof.
Uytenbogaart werkte samen met de Packard-groep.
Somer schrijft over Uytenbogaarts werk:
“Bovendien was in de [Packard-] groep een Delfts pro-
fessor aanwezig, die een intensieve studie maakte van
de V-wapens. Alle bijzonderheden werden met
bekwame spoed door de Packard-groep naar Londen
geseind. Deze bescheiden professor, die de schrik van
Wassenaar en omgeving als een schaduw volgde, heeft
zich door zijn onverdroten en bekwame werk bij de
Britten een zeer dankbare naam verworven. Hij speelde
het klaar om uit brokstukken van bij mislukte afschie-
tingen gebarsten projectielen een complete V1 te const-
rueren, welke direct na de bevrijding aan de verbaasde
Britse intelligence kon worden vertoond. Dat was klas-
sewerk .....
En daarom is het goed dat deze harde, doch stille wer-
kers - ... [hier wordt ook Uytenbogaart met name
genoemd].... eens voor het voetlicht van het
Nederlandse volk worden geplaatst. Zij hebben in stilte
gewerkt, zo stil, dat de vijand praktisch geen vat op de
Packard-groep kreeg. Terwijl anderen klappen kregen,
.... leverden [zij] prestaties welke uniek genoemd
mogen worden in de oorlogsintelligence”.
Uytenbogaart overleed op 7 december 1964.
Zijn lichaam werd gecremeerd te Westerveld, gemeente
Velsen. Daarbij waren velen aanwezig. Toespraken wer-
den gehouden door onder anderen ir. L. Schepers (lid
van het Directorium van de Koninklijke Shell-groep)
met verwijzingen naar Uytenbogaarts verzetswerk,
door een vertegenwoordiger van TNO, door
Uytenbogaarts vriend de schrijver Leonard Huizinga,
en door ing. R. Luijendijk - medefirmant van het N.V.
Industrieel Liaison Bureau.
Ir. Schepers stelde in zijn toespraak dat Uytenbogaart
bij TNO belangrijk wetenschappelijk en organisato-
risch werk had verricht, “rechtstreeks in dienst van ons
land, zijn behoud en zijn toekomst”. Ook vertelde
Schepers bij die gelegenheid dat Uytenbogaart bij TNO
gebruik maakte van de mogelijkheid om Shell-mede-
werkers “in bescherming te nemen.”
Enkelen van degenen die Uytenbogaart persoonlijk
kenden zijn thans nog in leven.
Zij spreken, zonder uitzondering, met achting en affec-
tie over deze opmerkelijke, hoffelijke, onzelfzuchtige